- 8 dikke cêpes
- 8 nobashigarnalen
- 8 lente-uitjes
- 1 dl groentebouillon
- olijfolie
- 1 sjalot
- 1 teentje look
- 20 g boter
- peper en zout
- truffel (eventueel)
Kuis de paddenstoelen en vries de hoedjes in gedurende 12 uur.
Kuis de lente-uitjes, blancheer gedurende 1 minuut en laat schrikken in koud water om de kleur te fixeren.
Versnijd de diepgevroren paddenstoelhoedjes met een vleessnijmachine (even lang als de garnalen) en schik ze trapsgewijs op een velletje papier. Dep ze droog, kruid met peper en zout, leg er de garnaal op en rol mooi op. Besprenkel met olijfolie en gaar 4 minuten in de oven op 180°C.
Snijd voor de saus de helft van de cêpestelen in grove brunoise en sauteer in boter samen met de fijngehakte sjalot en de look in boter. Blus met de groentebouillon en reduceer tot de helft. Mix de paddenstoelen fijn met een staafmixer en voeg een klontje boter toe. Passeer door een fijne puntzeef en breng op smaak met peper en zout.
Serveer met de licht opgewarmde lente-uitjes en parfumeer eventueel met truffel.